01.08.2013 Views

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

het aantal te werk gestelde arbeiders betekent; hoedenmakerij in 1851: 15.957 en in 1861:<br />

13.814; strohoeden en -mutsenmakerij in 1851: 20.393 en in 1861: 18.176; mouterij in 1851:<br />

10.556 en in 1861: 10.677; vervaardiging van kaarsen in 1851: 4.949 en in 1861: 4.686 (deze daling<br />

is onder andere te wijten aan het grotere gebruik van gasverlichting); vervaardiging van<br />

kammen in 1851: 2.038 en in 1861: 1.478; houtzagerij in 1851: 30.552 en in 1861: 31.647 (een<br />

geringe stijging ten gevolge van de opkomst van de zaagmachines); spijkermakers in 1851:<br />

26.940 en in 1861: 26.130 (daling ten gevolge van de concurrentie door machines); tin- en kopermijnen<br />

in 1851: 31.360 en in 1860: 32.041. Daarentegen in de katoenspinnerijen en -weverijen<br />

in 1851: 371.777 en in 1861: 456.646; kolenmijnen in 1851: 183.389 en in 1861: 246.613. ‘De<br />

stijging van het aantal arbeiders is sinds 1851 het grootste in die bedrijfstakken, waar de machinerie<br />

tot op heden nog niet met succes werd toegepast.’ Census of England and Wales for 1861,<br />

vol. III, London, 1863, pp. 35-39.<br />

[79] De wet van de progressieve daling van de relatieve grootte van het variabele kapitaal en de<br />

gevolgen daarvan voor de toestand der loonarbeiders zijn door enkele van de beste economen uit<br />

de klassieke school eerder vermoed dan begrepen. De grootste verdienste in dit opzicht komt toe<br />

aan John Barton, ofschoon hij als alle anderen het constante kapitaal op één hoop gooit met het<br />

vaste kapitaal en het variabele kapitaal met het vlottende kapitaal. Hij schrijft: ‘De vraag naar arbeid<br />

is afhankelijk van de toeneming van vlottend kapitaal en niet van de toeneming van vast kapitaal.<br />

Indien de verhouding tussen deze twee soorten kapitaal te allen tijde en onder alle omstandigheden<br />

dezelfde zou zijn, zou werkelijk het aantal te werk gestelde arbeiders evenredig zijn aan<br />

de rijkdom van het land. Maar een dergelijke veronderstelling is kennelijk onjuist. Naarmate de<br />

ambachten worden ontwikkeld en de beschaving zich ontplooit, wordt het vaste kapitaal in verhouding<br />

tot het vlottende kapitaal steeds groter. De hoeveelheid vast kapitaal, die wordt gebruikt<br />

bij de productie van een stuk Engels neteldoek, is tenminste honderd, misschien duizend keer zo<br />

groot als de hoeveelheid vast kapitaal, die wordt gebruikt bij de productie van een overeenkomstig<br />

stuk Indisch neteldoek. In verhouding is het vlottend kapitaal honderd of duizend keer zo<br />

klein. . . Wanneer het totale bedrag, dat jaarlijks wordt gespaard, aan het vaste kapitaal wordt toegevoegd,<br />

zou dit geen vergroting van de vraag naar arbeid tot gevolg hebben.’ John Barton, Observations<br />

on the Circumstances which influence the Condition of the Labouring Classes of Society,<br />

London, 1817, pp. 16-17, ‘Dezelfde oorzaak, die het netto-inkomen van een land kan vergroten,<br />

kan tegelijkertijd een overbevolking veroorzaken en de toestand van de arbeidersbevolking<br />

verslechteren.’ Ricardo, t.a.p., p. 469. Met de groei van het kapitaal ‘zal de vraag (naar arbeid)<br />

afnemen’. Ricardo, t.a.p., p. 480, noot. ‘De hoeveelheid kapitaal, bestemd voor het onderhoud<br />

van de arbeid, kan onafhankelijk van enige verandering in het totale bedrag van het kapitaal<br />

variëren. . . Grote fluctuaties in de werkgelegenheid en grote ellende kunnen vaker voorkomen<br />

naarmate het kapitaal zelf overvloedig wordt.’ Richard Jones, An Introductory Lecture on Political<br />

Economy, London, 1833, p. 13. ‘De vraag(naar arbeid) zal. . . niet in verhouding met de accumulatie<br />

van het algemene kapitaal toenemen. . . Daarom zal bij de ontwikkeling van de samenleving<br />

iedere vergroting van het nationale vermogen, die bestemd is voor reproductie, steeds<br />

minder invloed uitoefenen op de toestand van de arbeider.’ Ramsay, t.a.p., pp. 90-91.<br />

[80] H. Merivale, Lectures on Colonisation and Colonies, London, 1841 en 1842, deel I, p. 146.<br />

[81] Malthus, Principles of Political Economy, pp. 215, 319-320. In dit werk ontdekt Malthus<br />

eindelijk dankzij Sismondi de prachtige drie-eenheid van de kapitalistische productie: overproductie<br />

- overbevolking - overconsumptie, inderdaad drie bijzondere monsters! Vergelijk: F. Engels,<br />

Umrisse zu einer Kritik der Nationalökonomie in: ‘Deutsch-Französische Jahrbücher’, p.<br />

107 vv.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!