01.08.2013 Views

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

der dat een gewelddadige slaventoevoer uit de armhuizen noodzakelijk was. — Toen Sir R. Peel<br />

(de vader van de ‘minister der geloofwaardigheid’) in 1815 zijn wet op de kinderbescherming<br />

indiende, verklaarde F. Homer (het licht van het Bullion Committee en intiem vriend van Ricardo)<br />

in het Lagerhuis: ‘<strong>Het</strong> is algemeen bekend dat met de bezittingen van een bankroetier een bende<br />

— als ik deze uitdrukking zo mag gebruiken — fabriekskinderen openlijk, als een deel van het<br />

eigendom, op de veiling werd gebracht en werd afgemijnd. Twee jaar geleden (1813) kwam een<br />

afschuwelijk geval voor de rechtbank. <strong>Het</strong> ging om een aantal jongens. Een parochie in Londen<br />

had hen aan een fabrikant overgedaan en deze deed hen weer aan een andere fabrikant over. Zij<br />

werden ten slotte door enige mensenvrienden in een staat van absolute verhongering ontdekt. Een<br />

ander, nog afschuwelijker geval werd mij als lid van de parlementaire Commissie van Onderzoek<br />

ter kennis gebracht. Enkele jaren geleden sloten een Londense parochie en een fabrikant uit Lancashire<br />

een contract, waarin uitdrukkelijk werd bepaald dat op iedere twintig gezonde kinderen<br />

één idioot kind bij de koop moest worden afgenomen.’<br />

[247] In 1790 telde men in het Engelse deel van West-Indië 10 slaven op 1 vrije inwoner, in het<br />

Franse deel 14 op 1 en in het Hollandse deel 23 op 1. Henry Brougham, An Inquiry into the Colonial<br />

Policy of the European Powers, Edinburgh, 1803, deel II, p. 74.<br />

[248] De uitdrukking labouring poor (werkende armen) komt men in de Engelse wetten tegen<br />

vanaf het moment waarop men het de moeite waard vindt aandacht te schenken aan de loonarbeiders.<br />

De labouring poor staan in tegenstelling enerzijds tot de idle poor (niets-doende armen),<br />

bedelaars, enzovoort, anderzijds tot de arbeiders die nog niet geheel kaalgeplukt zijn, maar nog<br />

bezitters zijn van hun arbeidsmiddelen. Uit de wet ging de uitdrukking labouring poor over in de<br />

economie, bij Culpeper, J. Child, enzovoort, tot aan A. Smith en Eden. Hiernaar beoordele men<br />

de bonne foi (goede trouw) van de ‘execrable political cantmonger’ (verfoeilijke politieke huichelaar)<br />

Edmund Burke, wanneer hij de uitdrukking labouring poor uitmaakt voor ‘execrable political<br />

cant’ (verfoeilijke politieke huichelarij). Deze sycofant, die in loondienst van de Engelse oligarchie<br />

de romanticus speelde tegenover de Franse Revolutie, zoals hij, in loondienst van de<br />

Noord-Amerikaanse koloniën, bij de aanvang van de Amerikaanse onlusten tegenover de Engelse<br />

oligarchie de rol speelde van de liberaal, was door en door een gewone bourgeois: ‘De wetten van<br />

de handel zijn de wetten der natuur en dientengevolge de wetten van God.’ (E. Burke, t.a.p., pp.<br />

31-32.) Geen wonder dat hij, trouw aan de natuur, zichzelf steeds heeft verkocht op de beste<br />

markt! Men vindt in de geschriften van Tucker — Tucker was dominee en Tory, voor de rest een<br />

fatsoenlijk mens en een bekwaam econoom — een zeer goede karakteristiek van deze Edmund<br />

Burke in zijn liberale tijd. Bij de schandalige karakterloosheid, die wij tegenwoordig tegenkomen<br />

en die zeer devoot gelooft in ‘de wetten van de handel’, is het steeds weer de plicht de Burkes te<br />

brandmerken, die zich van hun navolgers slechts op één punt onderscheiden — talent!<br />

[249] Marie Auger, Du crédit public, 1842, p. 265.<br />

[250] ‘<strong>Het</strong> kapitaal’, schrijft de Quarterly Review, ‘ontvlucht rumoer en strijd en is angstig van<br />

aard. Dit is zeer juist, maar het is toch niet de gehele waarheid. <strong>Het</strong> kapitaal heeft een afschuw<br />

van afwezigheid van winst of van zeer kleine winst, zoals de natuur een afschuw heeft van het<br />

ledige. Bij een flinke winst wordt het kapitaal moedig. Met de zekerheid van 10 % kan men het<br />

overal gebruiken; bij 20 % wordt het zeer levendig; bij 50 % wordt het bepaald roekeloos; bij 100<br />

% lapt het de menselijke wetten aan zijn laars; is de winst 300 %, dan bestaan er geen misdaden<br />

meer die het niet riskeert, zelfs op straffe van de galg. Wanneer rumoer en strijd winst opleveren,<br />

zal het beide aanmoedigen. <strong>Het</strong> bewijs hiervoor: smokkel en slavenhandel.’ P. J. Dunning, t.a.p.,<br />

pp. 35, 36.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!