31.07.2013 Views

De classis Edam 1572-1650 - VU-DARE Home - Vrije Universiteit ...

De classis Edam 1572-1650 - VU-DARE Home - Vrije Universiteit ...

De classis Edam 1572-1650 - VU-DARE Home - Vrije Universiteit ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Doopsgezinden in <strong>Edam</strong>, Monnickendam en Purmerend<br />

Kijken we tot besluit van dit gedeelte naar de praktische omgang met de doopsgezinden<br />

in de drie steden, zoals die te voorschijn komt uit de lokale kerkenraads- en<br />

vroedschapsnotulen in de hier onderzochte periode. In Monnickendam, de stad met de<br />

langste doopsgezinde traditie, maakt de vroedschap nauwelijks een woord vuil aan deze<br />

geloofsrichting. <strong>De</strong> eerste verwijzing naar de doopsgezinden dateert uit 1586, toen bij<br />

de verdeling van gelden voor de armen bepaald werd dat een kwart naar de ‘arme<br />

huijssittenen’ ging, een kwart naar de wezen, een kwart naar ‘der kerck ofte geuse<br />

armen’ en een kwart naar ‘de mennisten armen’. 211 <strong>De</strong> tweede en laatste verwijzing<br />

dateert uit 1610, toen de ‘regenten vande menniste kerck binnen onser stede’ op hun<br />

verzoek vrijstelling van de verpondingen kregen ‘soo lange den dienst int selve huys<br />

gedaen sal werden’. 212<br />

Ook van kerkelijke zijde werd de doopsgezinden hier geen strobreed in de weggelegd.<br />

Wel waakte men over de zuiverheid van de eigen gemeente. <strong>De</strong> uit Amsterdam<br />

afkomstige Anna, de vrouw van Mr. Claes, werd in 1600 niet tot het Avondmaal<br />

toegelaten, zolang zij haar man nog begeleidde naar de vermaningen van de<br />

doopsgezinden.Haar herhaald verzoek werd om die reden niet gehonoreerd. Bovendien<br />

werd zij vermaand in verband met bedelarij. Wilde zij als lidmaat in de gemeente<br />

worden opgenomen omdat ze meer steun van de gereformeerde diaconie dan van de<br />

doopsgezinde armenzorg verwachtte? 213 Een zelfde motief kan, bijna een halve eeuw<br />

later ook een rol gespeeld hebben bij het berouw van de armlastige Reyer Artsz en zijn<br />

echtgenote over hun langdurige kerkgang bij de doopsgezinden. 214 Ook de andere<br />

verwijzingen naar doopsgezinden hangen op een enkele na samen met de tuchtoefening.<br />

Aan het eind van de jaren ’40 kwam het af en toe voor dat ‘luyden (..) welcke mennist<br />

gesint sijn’ hun kind toch in de gereformeerde kerk lieten dopen. Zij werden vermaand<br />

hun kind op te voeden in de gereformeerde leer. Zoals Marcker Griet, zelf mennist<br />

zijnde, die haar kind door een ander in de gereformeerde kerk ten doop had laten<br />

houden. Daarover aangesproken zijnde, verklaarde zij ‘dat se wel mocht lijden dat haer<br />

kint in onse religie wiert opgetrocken en gaf oock eenigermaten te verstaen dat se selfs<br />

niet vreemt en was van onse kercke’. 215 <strong>De</strong> verschillen waren voor deze gelovigen dus<br />

niet onoverkomelijk, hoezeer de beide stromingen in de drie kwart eeuw daarvoor<br />

afgaand zich ook tegen elkaar hadden afgezet, juist om die verschillen duidelijk te<br />

maken. Dit gevecht op synodaal en classicaal niveau landde dus niet altijd in de harten<br />

deels dezelfde factoren om de beperkte aantrekkingskracht van de doopsgezinden te<br />

schetsen, maar voegt daar aan toe dat men er desondanks in is geslaagd om zich naar<br />

buiten toe “de reputatie te verschaffen van een genootschap waar broederlijke liefde en<br />

stipte wandel het levensklimaat bepaalden”. Van <strong>De</strong>ursen, Bavianen en Slijkgeuzen, pp.<br />

151-152 en Van <strong>De</strong>ursen, Mensen van klein vermogen, pp. 338-340. Over die<br />

onderlinge saamhorigheid en doperse vroomheid, zie bijvoorbeeld ook: Van <strong>De</strong>ursen en<br />

Schutte, Geleefd geloven, pp. 36-38.<br />

211 Vroedschapsnotulen Monnickendam, 7.4.1586.<br />

212 Vroedschapsnotulen Monnickendam, 7.2.1610.<br />

213 Kerkenraadsnotulen Monnickendam, 17.12.1600, 27.10.1602.<br />

214 Kerkenraadsnotulen Monnickendam, 6.5.1646, 10.5.1646, 13.5.1646, 21.5.1646. Zij<br />

worden eenmaal aangeduid met de term ‘d’armeluyden’.<br />

215 Kerkenraadsnotulen Monnickendam, 10.2.1647, 17.2.1647, 24.2.1647.<br />

hoofdstuk 7/ pag. 378

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!