bekijk - digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

302
sat; maer evenwel hy sent je dit op je hacken, je meugt het gebruyken as je gaet.
Je hebt hem lief, hy jou mee; gaet je gang, doet altijt soo. Den derden nae Sint
Felten, by 't Scheel holl, Hage, 1658 1) .
5573. D. Graswinckel 2)
. (L.B.)
Ick ben wel een bedelaer voer onse lieven Heer en voor jouw, as t te pas komt,
maer niet om je boek; dat heb ick al voor twie maenden gekoft en betaelt; evenwel
een groote grammercys, met een kleintje toe voor myn wyf. Je Ledige Uyren, je
Kostlyck Mall had ick gelesen, je Bibelstof, je verdere snorrepypen oock; juyst wou
't wesen, soo ick na de kerck gaen sou, sagh ick je Tryntje Kernelis. K' dee onse
lieven Heer nyet te kort, maer ick sliep dien nacht nyet; had ick myn Truy van Loon 3)
by myn ehat, wie weet, oft al effen ofelopen sou hebben, en een qua steek is haest
egaen, daer geen scheyers en bennen. Nu, dat's eevenveul, seij Mees Joosten.
Habes me, virorum summe, ut semper, meritis tuis dicatissimum. Eccum et hic
qualescumque quisquilias. Erit, ut forsan in Cantero videas me ilia ducentem, vel
in vestibulo lapsantem canterium; eum tamen agnosces, cui nec laudis amor nec
gloria cessit pulsa loco; sed enim gelidus tardante senecta sanguis hebet frigentque
effoeto in corpore vires 4) . Lessum meum apud te excusabit pietas; ad summa se
attollentibus ingeniis, in Andraea, ante annos vesticipes faventi favebis scio, qui te
quibuscunque exemplis superiorem nosti. Si quid in hanc partem pecco, potius
pecco, quippe amorum securus, totis animae viribus tuissimus ..... 5) .
5574. Beatrix de Cusance. (H.A.)
Ik antwoord maar vast met een klein briefje op wat gij vraagt aangaande den prins
van ‘Zolern’ 6) ; hij moet in dienst van den Keizer geweest zijn. Aan Duarte laat ik over
het feest te beschrijven, dat hier geweest is; de hertogin van Newcastle 7) droeg
geene linten. Ik ga spoedig naar Brussel. Anvers, ce 28 de Fevriel (1658) 8) .
5575. D. Seghers 9)
. (K.A.)
Ick bedancke U.Ed. van de groote gheneghentheyt t'mynwaers; belanghende
indisposisie, is Godt lof beter, naer consult van de doctoren, welcker remedien ick
ghebruyckt hebbe, maer voor het leste zyn myne beenen, tot een span boven de
knien van de planten der voeten, met lint drie vingheren bredt ende onder met
doecken nat in den gebranden wyn gewonden, waermede
1) Huygens teekende op den brief aan: R. 21 Febr. 1658.
2) De brief heeft geen onderteekening. - Hij is uitgegeven door Van Vloten, Dietsche Warande,
VIII, 1869, blz. 492. - Den 8 sten Febr. schreef Huygens een versje voor het presentexemplaar
der Korenbloemen aan Graswinckel (vgl. Gedichten, VI, blz. 241).
3) Zijne vrouw.
4) Verg., Aen., V, vs. 394.
5) Plaats, datum en jaartal ontbreken, maar Huygens teekende op den brief aan: R. 22 Febr.
1658.
6) Nl. Eitel Friedrich, vorst van Hohenzollern-Hechingen; zie III, blz. 505.
7) Zie blz. 186.
8) Het jaartal wordt gemist, maar Huygens teekende op den brief aan: R. 4 Mart. 1658.
9) Zie IV, blz. 292.
Constantijn Huygens, Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663