bekijk - digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

325
Je vous prie que ledit aenspreker me puisse informer, quand c'est que vostre corps
a esté enterré, et si vostre esprit ne voudroit pas prendre la peine de nous faire une
visite cum Vitellia 1) , et pour quand ce pourroit estre.
5621. A. Thysius 2)
. (L.B.)
Men vertelt steeds, dat de jonge Prins aan onze Academie komt studeeren. Dan
zal ik hem met eene rede begroeten, waarin ik tevens zal wijzen op de groote
verdiensten van zijn Huis jegens onzen staat. Zal dat den Prins aangenaam zijn?
Lugd. Batav., 1 Novembris 1659.
5622. Aan A. Thysius 3)
. (K.A.)
Morgen komt de Prins te Leiden met zijne moeder en grootmoeder. Ik kom mee en
hoop u te spreken. Hagae Com., III Non. (3) Nov. CIƆIƆLIX.
5623. A. Thysius 4)
. (L.B.)
‘Quod muneris mei ratio et Academiae nostrae dignitas postulabat, illud officium
humillimo obsequio celsissimo Arausionum Principi praestiti. Sicut enim antea civium
armatorum multitudine septus, gratulantis populi ferme humeris in hanc urbem
invectus est, ita incredibili laetitia Academicorum civium et frequentia a me, qui illo
die rectoris munere fungebar, in Academiam introductus est. Hanc autem
qualemcunque orationem nostram, prolixi utique amoris et intensissimi affectus in
celsissimam Auriacam familiam tesseram, praesente ipso Principe, quo maior mihi
honos contingere nequivit, publice recitavi.’ Wilt gij exemplaren van mijne rede ter
hand stellen aan de beide Prinsessen, aan den Keurvorst van Brandenburg en aan
de heeren Weiman 5) en Heenvliet? Lugd. Bat., 3 Decembris (1659) 6) .
5624. Vondel 7)
.
Men zeght, dat er geen onbeschaemder dier ter weerelt gevonden wert dan een
ondanckbaer mensch. Ick zoude my hierom met reden mogen beschuldigen te
traegh te zijn in het beantwoorden van uwe Ed. brief 8) , ten waere my ontschuldighde
een donckere nevel van weereltsche
1) Cornelia Kalf; zie blz. 278.
2) No. 5621 a. In een briefje van 9 Nov. (L.B.) meldt hij, wanneer hij de rede zal houden. - Zie
III, blz. 233, en boven, blz. 312.
3) No. 5622 a, b. Brieven van 10 Nov. en 13 Dec. (beide K.A.) zijn zonder eenig belang. - Zie
No. 5621.
4) Zie No. 5621.
5) Zie blz. 57.
6) Het jaartal is weggelaten.
7) Het Hs. berust in het Vondel-museum te Amsterdam. - De brief is uitgegeven door J.H.W.
Unger in Oud-Holland, XII, 1894, blz. 130, en door D. r P. Leendertz Jr. in Het leven van
Vondel, Amsterdam, 1910, blz. 341.
8) Die brief is verloren gegaan.
Constantijn Huygens, Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663