bekijk - digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

512
de Gaut waarlijk wel eens op wijzen, dat hij zich niet met de rechtspraak mag
bemoeien. De heeren Sylvius en de Beauregard werken steeds, geholpen door de
Gaut, onze maatregelen met de ‘fermiers’ tegen. A Orenge, ce 3 de Dec. bre 1662.
Gaarne zou ik willen, dat gij mij ook afzonderlijk schreeft, dan zou ik u meer dingen
kunnen meedeelen.
5985. Alanson 1)
. (H.A.)
De heer Bernard, die in eene redevoering vele oproerige dingen gezegd heeft, is
door den commandeur gevangen gehouden. Alles is hier in een ellendigen toestand
en men kan op niemand meer vertrouwen, ook niet op alle ambtenaren van den
Prins. D'Orange, le 6 e 10 bre (Dec.) 1662.
5986. Aan Kirckpatrick 2)
. (H.A.)
Par ce tesmoignage du Sieur Oudart 3) secretaire de feu la Princesse Royale
presentement à Londres, il appert avec combien d'impudence et de fausseté
Beauregard pour justifier la notoire iniquité d'une partie de ses comptes, a osé
produire une pretendue lettre de ladite Dame Princesse en date du 2 e Aoust 1660,
là où plus de deux mois apres S.A.R. le a derogé à ce qu'elle apprenoit qu'on alloit
pretendre de tous costez, en vertu de ce que chascun avoit fourré dans les blancs
seings qu'on avoit d'elle, et ce jusques à ce qu'elle auroit veu et examiné toutes
lesdites pretensions. Comme se void par l'extraict de la lettre dudit S. r Oudart cy
joinct, en date du 21 e Octob. de la mesme année 1660. Chose que ledit Beauregard
n'a pas ignorée, parce que luy mesme a signé la lettre du Bureau, responsive à
celle du S. r Oudart susdit.
Monsieur le Tellier jugera, s'il luy plaist, si telles gens sont dignes d'une protection
estrangere contre les interests de leur maistre, de qui la Tutele ne songe qu'à leur
faire justice, et mesme toute faveur possible. 6 Dec. 1662.
5987. Lubieres. (H.A.)
Men zegt, dat Beauregard in Engeland steun vindt voor zijne vordering. Wij hebben
indertijd niet geweigerd, de rekeningen van Beauregard na te zien, maar het wel
uitgesteld, omdat wij hoopten, dat gij spoedig aanwezig zoudt zijn; ook daarin liegt
hij weer, zooals in alle andere dingen. Ook zijne beschuldigingen tegen de heeren
de Chambrun en Sauzin zijn valsch. Laat hij eens waar maken, wat hij beweert, dat
één van ons ambtenaren omkoopbaar is. De heer de Gaut heeft aan den heer
d'Alanson geschreven, dat hij Bernard gevangen moest laten nemen, en hij is door
drie gardes naar de stadsgevangenis gebracht. A Orenge, ce 6 e de Dec. bre 1662.
1) Zie blz. 426.
2) Hij was commies van le Tellier.
3) Zie blz. 509, Noot 2.
Constantijn Huygens, Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663