27.09.2013 Views

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

zoodanigen, die uit hoofde van hunnen stand in de maatschappij hunnen<br />

zedelijken invloed, niet tevens van andere zijden, kunnen ondersteunen en<br />

doen gelden" (ABiZc 4149). Ook voor inspecteur Wijnbeek was - als hij in<br />

1833 het algemeen toezicht van hoofdinspecteur Van den Ende heeft overge-<br />

nomen - de sociale groepering waartoe de schoolopzieners behoorden van<br />

belang. Wanneer ze van gelijk sociaal-cultureel niveau waren als hun gesprek-<br />

partners - voornamelijk leden van gemeentebesturen - dan was er wederzijds<br />

overleg mogelijk. Schoolopzieners moesten, maatschappelijk gezien, over sta-<br />

tus beschikken. Niet alleen het informele overleg, maar ook het formele over-<br />

leg was afhankelijk van de sociale contacten die de schoolopziener in de loop<br />

van de jaren, in een andere functie, had opgebouwd.<br />

De functie van rijksschooltoezichthouder was - in tegenstelling tot het<br />

inspectoraat van Van den Ende en Wijnbeek - een nevenpositie. Het was hun<br />

hoofdfunctie die cachet verleende aan de nevenfunctie van rijksschooltoe-<br />

zichthouder. Van de vierenzeventig schoolopzieners die in 1815 voor de positie<br />

van schoolopziener gevraagd werden (tabel 3.4), waren er onder meer zeven-<br />

endertig predikant, zeven burgemeester, zes hoogleraar en vier werkzaam bij<br />

de rechterlijke macht. De overigen vervulden een functie in de ambtelijk-<br />

bestuurlijke sector. Drie schoolopzieners waren verbonden aan een Latijnse<br />

school en een was hoofd van een Franse school. Onderwijsgevenden die werk-<br />

zaam waren bij het lager onderwijs, kwamen niet in aanmerking, "tenzij dezel-<br />

ve", zoals in 1817 door commissaris-generaal O.R. van Driel werd opgemerkt,<br />

"zich in dier voege door uitstekende verdiensten of andere betrekkingen in de<br />

maatschappij onderscheide, dat zijn stand als onderwijzer zich daarin geheel<br />

verlieze" (ABiZc 4000). Klaarblijkelijk was dat het geval met de schoolopzie-<br />

ners B. Spoelstra en H. Wester, die enige bekendheid genoten als auteur van<br />

een Nutsverhandeling en als schrijver van schoolboekjes. Zij werden aange-<br />

steld als schoolopziener, ondanks het feit dat ze respectievelijk hoofd van een<br />

school te Den Haag en te Oude Pekel-A waren. Waarschijnlijk was ook hun<br />

hoge leeftijd een garantie voor doordacht en weloverwogen optreden als<br />

schoolopziener. Schoolopziener Spoelstra en zijn collega-schoolopziener<br />

Wester waren bij hun aantreden in 1801 als rijksschooltoezichthouder 63 jaar.<br />

De andere onderwijsgevende - het hoofd van de Franse school C. Wertz -<br />

kreeg op zestigjarige leeftijd de functie van schoolopziener toegewezen. Hij<br />

genoot bekendheid als een van de drie auteurs van het vernieuwingsrapport<br />

121

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!