27.09.2013 Views

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

de omkering van het eerste. In 1920 bedroegen de rijksuitgaven voor het<br />

onderwijs ten opzichte van de totale rijksuitgaven 13,7%, een percentage dat<br />

in 1927 opgelopen was tot 22,6, maar in 1939 nog slechts 12,0 bedroeg. De<br />

financiele verbetering van 1920 <strong>naar</strong> 1927 werd in twaalf jaar tijd meer dan<br />

ongedaan gemaakt. De reductie van de uitgaven ten behoeve van het onder-<br />

wijs tot ongeveer 5,0%, zoals voor 1946 genoteerd mocht worden, verdient<br />

nauwelijks vermelding. Die tijden waren - en niet alleen in financieel opzicht -<br />

uitzonderlijk. In 1950 moest echter nog steeds een laag percentage van de uit-<br />

gaven ten behoeve van het onderwijs gepresenteerd worden, te weten 6,5. Het<br />

herstel liet lang op zich wachten. Nederland besteedde veel financiele middelen<br />

aan zijn pogingen Nederlands-lndie te behouden. Uiteindelijk was het uitgaven-<br />

niveau van 1950 vrijwel gelijk aan dat van 1918, een van de jaren van voor de<br />

financiele onderwijsgelijkstelling. Veel verandering kwam er na 1950 niet in de<br />

beschikbaarstelling van geldelijke middelen ten behoeve van het onderwijs.<br />

Vooralsnog bleef het uitgavenniveau voor het Nederlandse schoolsysteem laag.<br />

Opmerkelijk was dat het uitgavenniveau van 1939 - 12,0% - pas in 1959 met<br />

12,1 % werd bereikt. Daarna namen rijksuitgaven voor het Nederlandse school-<br />

systeem in versneld tempo toe. In 1960 werd 16,9% van de rijksuitgaven<br />

beschikbaar gesteld, een percentage dat opliep <strong>naar</strong> 20,4 in 1965 en tot 22,5 in<br />

1970 (Dodde 1983, 166 e.v.).<br />

Het tijdvak van 1920 tot 1940 was aanvankelijk een periode van econo-<br />

mische opgang, die in 1925 omsloeg in een langdurige malaise met een<br />

omvangrijke werkloosheid (Rooy 1979, 67 e.v. en Vries 1979, 284 e.v.). Ook<br />

onderwijzers en leraren waren daar de dupe van. De doorwerking van de<br />

beurskrach van 1929 dwong de landelijke overheid tot welhaast voortdurende<br />

beperkingen van de overheidsuitgaven. Voor het onderwijs kon een tweetal<br />

bezuinigingsmaatregelen gesignaleerd worden, te weten een wijziging in de<br />

duur van de leerplicht en de verhoging van de leerlingenschaal. Al deze maat-<br />

regelen waren gericht op een vermindering van het onderwijzende personeel.<br />

Om de financiele onderwijslast te beperken werd allereerst de leerplicht gewij-<br />

zigd. Van 1924 tot 1928 gold een zesjarige leerplicht in plaats van een sinds<br />

1920 bestaande zevenjarige. Het ministerie van onderwijs meende dat de<br />

verlaging van de leerplicht een bezuiniging zou zijn. In de korte periode van<br />

1920 tot 1924 was evenwel het zevende leerjaar - het ging om een vervolgjaar<br />

na een zesjarige lagere school - nog nauwelijks tot ontwikkeling gekomen.<br />

549

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!