27.09.2013 Views

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

"de verstandelijke vermogens der kinderen" en het "aanleeren van gepaste en<br />

nuttige kundigheden" (Hoorn 1907, 225) bij het onderwijzende personeel geen<br />

weerstanden zou oproepen. Deze intenties waren namelijk niet nieuw. Het<br />

waren doelstellingen die in de tweede helft van de achttiende eeuw tot stand<br />

waren gekomen. De mens werd gezien als een zedelijk wezen. Tevens werd de<br />

aanwezigheid van een cognitief vermogen verondersteld. De mens was behalve<br />

een zedelijk wezen, ook een redelijk wezen (Dodde 1983, 15 e.v.). De pedago-<br />

gische richtlijn van het Nederlandse schoolsysteem was zowel "onderwijs in den<br />

Christelijken godsdienst, voor zoo verre deszelfs geschied- en zedekundig<br />

gedeelte betreft" (ARSZh 32) als "verstandsontwikkeling" (ARSGnb 43) door<br />

middel van de schoolvakken lezen, schrijven en rekenen. Van confessioneel<br />

onderwijs kon op wettelijke gronden op openbare scholen - die het merendeel<br />

vormden van de aanwezige onderwijsinstituten - geen sprake zijn, zij het dat het<br />

in de dagen van de achttiende <strong>naar</strong> de negentiende eeuw gebruikelijk was het<br />

onderwijs "des morgens ten 9 uuren", zoals een onderwijzer in 1802 de Noord-<br />

Hollandse schoolopziener P. Beets meldde, "met gebed tot God" (ARSNh 251)<br />

aan te vangen. Daartoe beperkte de godsdienstige benadering van de openbare<br />

scholen en een klein aantal bijzondere scholen zich veelal. <strong>Een</strong> onderwijzer uit<br />

Aalsmeer berichtte in 1804 de plaatselijke schoolcommissie dat hij "om de kinde-<br />

ren goede zeden en godsdienstige begrippen in te boezemen", de vertellingen<br />

en gelijkenissen "uit hunne leerboekjens" (ARSNh 391) van terzake doende reli-<br />

gieuze informatie voorzag. Het schoolgebed liet hij achterwege. Het had de<br />

instemming van het rijksschooltoezicht. Het wees het onderwijzende personeel -<br />

ook nog in de tweede helft van de negentiende eeuw - op het feit dat de school<br />

een religieus onderwijsinstituut was. Ze was weliswaar geen school waar een<br />

bijzondere kerkleer onderwezen werd of mocht worden, maar "een school zon-<br />

der godsdienst" was het onderwijsinstituut ook niet; dat zou "een onding" zijn.<br />

"Kon onderwijs in de godsdienst", aldus schoolopziener Romeijn in 1866, "en in<br />

de waarheden van het Christendom" in de wet op het lager onderwijs van 1806<br />

en van 1857 "niettoegelaten worden, opleiding tot christelijke deugden" onder-<br />

vond in beide genoemde jaren "bij de groote meerderheid van der Staten-<br />

Generaal geen weerstand. Zelfs het Israelitische lid der 2de kamer verklaarde" in<br />

1857 "er in te zullen berusten" (Romeijn 1866, 64). Schoolopziener Nassau had<br />

in 1850 nog eens geformuleerd wat het leidende beginsel van de school behels-<br />

de. Met "de ontwikkeling des verstands, 't aankweeken van kennis en bedre-<br />

145

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!