27.09.2013 Views

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

aan het schoolgebouw en aan de schoolmeubelen plaatsgevonden hadden"<br />

(Bruijel-Van der Palm e.a. 1986, 15), had het lager onderwijs over het alge-<br />

meen niet of nauwelijks de beschikking over schoolgebouwen en onder-<br />

wijsruimten die gebouwd en ingericht waren ten behoeve van het onderwijs.<br />

Decennia lang moesten schoolopzieners in hun rapporten schrijven, dat alle<br />

"de scholen" zich kenmerkten door een algemeen euvel, "welke minder aen<br />

onwillenheid, dan onvermogen" moest "geweten worden: bouwvalligheid der<br />

school-vertrekken" (Dodde 1968, 218).<br />

De situatie van de Latijnse scholen was beter dan die van de onder-<br />

wijsinstituten van het lager onderwijs. De rector en zijn preceptoren hadden de<br />

beschikking over afgestane kloosters (Esseboom 1995, 329) en verlaten heren-<br />

huizen (Bastiaanse 1985b, 131). Ze werden als prestigieuze onderwijsinstituten<br />

door de gemeentebesturen bevoorrecht. De Latijnse scholen kregen gebouwen<br />

toegewezen, die met geringe financiele uitgaven geschikt gemaakt konden<br />

worden voor het geleerdenonderwijs. Van grote ruimten in oude kloosters en<br />

huiskamers in verlaten herenhuizen werden klaslokalen gemaakt, waarin de<br />

rector en zijn preceptoren zonder al te grote aanpassingen aan leerlingen klas-<br />

siek onderwijs konden geven. Optimaal was deze situatie voor het onderwijs<br />

overigens niet. Inspecteur Wijnbeek berichtte in 1840 dan ook met name over<br />

de lokalen van de Haarlemse Latijnse school dat ze "van eene kloosterachtige<br />

somberheid" (RWB, 371) waren. De Latijnse school in Leeuwarden noemde hij<br />

in 1832 "donker en onaangenaam" (RWB 375). In vergelijking tot de scholen<br />

voor lager onderwijs mocht de toestand van de Latijnse scholen echter niet<br />

slecht genoemd worden. Inspecteur Wijnbeek beperkte zich dan ook met een<br />

enkele mededeling over de scholenbouw voor deze onderwijsinstituten in zijn<br />

verslagen. Over schoolgebouwen bestemd voor het lager onderwijs was hij<br />

uitvoeriger en toonde hij zich verre van tevreden. Het "schoollokaal" in<br />

Loenen vond hij "slecht en bekrompen". In Velddriel had de wind "vrijen<br />

ingang door de gebroken ramen en scheuren in den muur". In Buiksloot was<br />

het lokaal "laag en donker" (Reinsma 1965, 17 e.v.). Ook over de kwaliteit<br />

van de schoolgebouwen voor het voortgezet lager onderwijs liet inspecteur<br />

Wijnbeek zich zelden uit. Bij deze sector van onderwijs was de situatie van de<br />

schoolruimten gecompliceerder, omdat de onderwijsgevende van een bijzon-<br />

dere school van de tweede klasse zelf voor onderwijsruimte moest zorgen. Hij<br />

was veelal eige<strong>naar</strong> van het schoolgebouw. De "schoolvertrekken van de<br />

204

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!