27.09.2013 Views

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

leesles, dramatiseren van gelezen fragmenten" (OV 1957, 184). Hij beschreef<br />

met waardering in zijn verslag de pogingen leerlingen te activeren bij monde-<br />

ling taalgebruik. Zo werd een verhaal in kleine stukjes verdeeld. Iedere leerling<br />

kreeg vier of vijf zinnen die hij uit het hoofd moest leren. Vervolgens werd in<br />

groepsverband het verhaal mondeling gereproduceerd. "De kinderen doen het<br />

graag", berichtte inspecteur Dubel. "Er zit voor hen een spelelement in. Ik heb<br />

zo eens een kerstverhaal horen vertellen, waarbij je een speld kon horen val-<br />

len" (OV 1957, 185). Het gebruik van dialecten werd er niet door aangetast,<br />

al werd in de loop van de tijd gesproken van de "opmars van het Algemeen<br />

Beschaafd Nederlands" (Knippenberg e.a. 1988, 171 e.v). Het Nederlandse<br />

schoolsysteem zou in het taalgebruik de homogenisering van de samenleving<br />

hebben bevorderd.<br />

In dit verband werd ook het gebrek aan vertelvaardigheid bij het onder-<br />

wijzende personeel aan de orde gesteld. "Aan een onderwijzer, die de kinde-<br />

ren boeit door zijne vertelling, voelen de leerlingen zich gehecht; ze zijn<br />

opgetogen over eene mooie vertelling en voelen zich dankbaar tegenover<br />

hun onderwijzer; daarom is het zoo jammer, dat te weinig verteld wordt" (OV<br />

1922/2, 147) was in het jaarlijkse onderwijsverslag van 1922 te lezen. Ruim<br />

veertig jaar later sprak hoofdinspecteur L.F. Kleiterp over de "integrate van<br />

de Nederlandse taal in het onderwijs". Van de onderwijsgevenden mocht ver-<br />

wacht worden dat zij voortdurend werkten "aan de eigen taalontwikkeling in<br />

het besef van de noodzaak daarvan" (OV 1964/1965, 116) voor de taal-<br />

ontwikkeling van leerlingen. Veel onderwijzers volstaan evenwel bij aardrijks-<br />

kunde, biologie en geschiedenis met het lezen uit een leerleesboek, "het<br />

geliefde hulpmiddel van hen", oordeelde inspecteur W.F.C. van den Broek in<br />

1930, "die geen lust hebben zich behoorlijk voor hun taak voor te bereiden"<br />

(OV 1930, 292). Juist bij deze vakken bestond een goede gelegenheid leerlin-<br />

gen te boeien met een mooi, spannend en intelligent verhaal. Vooral bij<br />

geschiedenis moest, volgens inspecteur A. Brons in 1932, de "levendige<br />

vertelling van den onderwijzer" "de hoofdzaak zijn". Het ging om "gloed en<br />

geestdrift". Taal bracht emoties over; de kinderen dienden "aan de lippen van<br />

den onderwijzer" te hangen", meende inspecteur J. Hommes. Inspecteur<br />

D.W. Reinders vond dat de vormende waarde van het vak geschiedenis lag<br />

"in het levende woord" (OV 1932, 262 e.v.). Veel onderwijzers volstonden<br />

echter met het gebruik van leerleesboeken, zoals dat van G. Elgersma en J.<br />

578

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!