27.09.2013 Views

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

"Een speurtocht naar samenhang" - Onderwijserfgoed

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1960, 131). Het vglo had echter geen toekomst. Hoofdinspecteur E.H. Bos<br />

berichtte in 1955 nog maar eens, dat "deze sector van het onderwijs kwij-<br />

nend" was. Het fungeerde als een onderwijsinstituut waar weinig begaafde<br />

leerlingen op het einde van de leerplichtige periode wachtten. Inspecteur J.<br />

Machielsen deelde mee: zo "populair als het ulo bij de ouders is, zo weinig<br />

populair is het v.g.l.o." (OV 1955, 350). In 1963 werd het in de wet op het<br />

voortgezet onderwijs als lager algemeen voortgezet onderwijs (lavo) opgeno-<br />

men om geleidelijk aan in het nijverheidsonderwijs op gaan.<br />

5.7.5 Het rijksschooltoezicht van het uitgebreid lager onderwijs<br />

De toezichtwerkzaamheden van het rijksschooltoezicht van het lager<br />

onderwijs waren uitgebreid. Laatstgenoemde inspectie had niet slechts een<br />

inspectieopdracht ten opzichte van het bwo en het lo, het had ook de taak<br />

toezicht uit te oefenen op het vglo. Daarenboven behoorde tevens het toe-<br />

zicht op het ulo tot de inspectorale werkzaamheden. Na 1857 besteedde het<br />

rijksschooltoezicht van het lager onderwijs meer aandacht dan tot dan toe aan<br />

het ulo - de oude Franse school - dan aan het vglo, dat toen nog herhalings-<br />

onderwijs of inhalingsonderwijs heette. Het ging evenwel om een beperkt aan-<br />

tal scholen en leerlingen. Per inspecteur waren er in 1925 bijna 12 scholen<br />

voor mulo met ruim 732 leerlingen, een aantal dat <strong>naar</strong> 1940 tot 12 scholen<br />

beperkt bleef, maar met een verdubbeling van het aantal leerlingen tot 1.464.<br />

In 1960 moest elke inspecteur gemiddeld ruim 17 scholen voor mulo bezoeken<br />

met bijna 3.785 leerlingen.<br />

In 1936 achtte minister van onderwijs J.R. Slotemaker de Brume het<br />

gewenst het ulo aan een nader onderzoek te onderwerpen. Hoewel de wet op<br />

het lager onderwijs van 1920 onderwijs aan scholen voor ulo een legislatieve<br />

plaats had gegeven en de aantallen scholen en leerlingen in statistische over-<br />

zichten waren opgenomen, waren er nog steeds onduidelijkheden over de<br />

organisatie, het doel en de inhoud van het ulo. De wet van 1920 sprak over<br />

zelfstandige onderwijsinstituten voor ulo voor leerlingen van twaalf tot vijftien<br />

of zestien jaar. Er waren echter nog steeds lagere scholen en scholen voor ulo<br />

die gezamenlijk een onderwijsinstituut voor leerlingen van zes tot vijftien of<br />

zestien jaar vormden. Het waren de lagere scholen van 1905 die een drie- tot<br />

vierjarig uitgebreid onderwijsprogramma presenteerden. Met de eenheids-<br />

school en haar eenheidsprogramma van 1920 was de uitgebreidere versie van<br />

491

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!